Het Balloërveld ligt aan onze voeten. Tugba begint al enthousiast te rennen, en kijkt verstoord achterom als ze met een ruk tot stilstand komt, omdat de lijn niet verder gaat. Ze wil los. Eenmaal los gaat ze ook los. Hier op deze heidegrond leeft ze zich helemaal uit.
Het waait stevig. Het ruisende geluid van de wind door de bomen laat alle ruis in mijn hoofd verstommen. Gedachten waaien weg. De blaadjes van de bomen lijken te applaudisseren voor Tugba’s sprintjes. Ik ruik de subtiele geur van heide. Het weidse landschap heet ons welkom.
We lopen nu langs opgedroogde vennen. En ineens komt een liedje van Daniël Lohues in me op, ‘De witte wieben van ’t aole Saksenland’. De witte wieben. Ik blijf staan. Het is doodstil. Zelfs de wind houdt zich in. En in die stilte voel ik het. De energie van de witte wieben. Nu het droog en zonnig is, geen flarden mist die zich voortbewegen. Wel die energie. Ze zijn hier aanwezig. Een zin uit het liedje blijft in mijn hoofd hangen: ‘Overal zit haast een boodschap in’. Het begint weer flink te waaien. De boodschap van het Balloërveld hangt in de lucht. Ik sta nu helemaal open en haal mijn notitieboekje tevoorschijn.
Tugba rent, ik schrijf. Zij vangt sprinkhanen, ik vang de woorden op die komen aanwaaien. Zij graaft, ik kom dieper in contact met deze grond. We leven. Dat is wat je hier voelt. De essentie van het leven: leven. Voelen dat je leeft. Alles ervaren wat er is, in jezelf en om je heen. Of dat nu de geur van heide is, of je onderbuikgevoel. Het Balloërveld, en alles wat hier leeft en aanwezig is, nodigt je uit om je hiervoor open te stellen. Zoals de flink beschadigde dennenboom in een stukje dat bezaaid is met dode takken en omgehakte boomstammen. Bij een eerdere wandeling had hij me de schoonheid van het rottende hout laten ervaren. Dat rotten vormt een vruchtbare bodem voor nieuw leven. En deze keer springen de piepjonge roze bloemen, frisgroene plantjes en kleine berken tussen de dode takken in het oog.
‘Overal zit haast een boodschap in.’ Je hoeft alleen maar te luisteren. Met je gevoel. En net als bij muziek kan dit tot in de diepste lagen van jezelf doorwerken. Bepaalde liedjes van Daniël Lohues raken direct mijn ziel aan. Ze helpen mij en Bart om de essentie van het leven te ervaren. Het leven op oude Drentse grond, dit stukje Saksenland. De grond die aanvoelt als mijn thuis. Als geen ander vertolkt Daniël Lohues die essentie met liedjes, zoals ‘Hier kom ik weg’ en ‘Op ‘t platteland’. Dwars door alle lagen heen roepen ze een herinnering op: O ja, hier mag ik zijn wie ik ben. Dat is wat Daniël Lohues zelf uitstraalt. Hij mag er helemaal zijn, zoals hij is. Die essentie voel je bij zijn optredens net zo sterk als op het Balloërveld.
Op de terugweg, langs de opgedroogde vennen, voel ik diepe dankbaarheid. Voor Tugba, ook al heeft ze net in iets liggen rollen wat verdacht veel lijkt op de boodschap van een schaap. Voor de zwaluw die een poosje met ons heeft meegevlogen. Voor de dennenboom die me nieuwe inzichten gaf. Voor het Balloërveld. Voor Daniël Lohues die ons met zijn liedjes verbindt met wie we zijn. Voor het leven. En weer hoor ik dat liedje in mijn hoofd. ‘De witte wieben van ’t aole Saksenland. Wie ze wet te vinden hef geluk en wet ervan. De witte wieben van ’t aole Saksenland. Die drinken uut de bron waar alles met begon.’