Het verhaal van de witte dieren

Een man en een jongen zitten naast elkaar op een omgevallen boomstam. Stilte omhult hen als een aangename, zachte deken. Alleen de blaadjes van de berken om hen laten de stilte zo nu en dan verdwijnen door te klappen voor de wind. De man en de jongen kijken uit op een drooggevallen beekje.

“Papa, waar is het water gebleven?” wil de jongen weten.
“Diep, heel diep in de aarde”, antwoordt zijn vader. Zijn lage stem valt harmonieus samen met de wapperende berkenblaadjes.
De jongen denkt even na.
“Als het regent, komt er weer nieuw water bij toch?” Hij gooit een tak in het beekje.
“Als het langere tijd regent wel. Alleen hebben we nu te maken met droogte. Dan regent het te weinig. En in andere periodes regent het heel veel, waardoor het overstroomt.”
“Hoe komt dat?”
“De aarde is aan het veranderen. Aan het herstellen.”
“Is de aarde ziek dan?” De jongen fronst. “Hij gaat toch niet dood?” Met treurige ogen kijkt hij zijn vader aan.
Die legt een hand op zijn schouder. “Nee, wees gerust. Wist je dat de aarde geen hij is, maar een zij?”
De jongen schudt zijn hoofd.
“Sommige mensen noemen haar moeder, omdat zij de moeder is van al het leven. Moeder Aarde.”
De treurige ogen maken plaats voor een glimlach. “Dus ze is ook moeder van jou en mij?”
De vader knikt.
“Maar als onze moeder ziek is, moeten we haar helpen toch?” De jongen trekt zijn knieën op en peutert een stukje van de boomstam los.
“Ja eigenlijk wel.” De vader zucht.
“Papa, hoe kunnen we haar helpen?”
“Dat antwoord is niet zo makkelijk.”
“Dat komt omdat grote mensen alles zo moeilijk maken.”
De vader schiet in de lach. “Daar zeg je wat. Goed, ik zal je een verhaal vertellen. Dan kun je zelf het antwoord vinden.”
“Dat zei mama ook altijd.”
“Ja.”
Even is het stil.
“Hoe heet het verhaal?” De jongen plukt een lange grasspriet en gaat er eens goed voor zitten.
“Het verhaal van de witte dieren. Dit verhaal kreeg ik mee, toen ik bij indianen verbleef in Noord-Amerika.”
“Wow, heb jij indianen ontmoet?!” De jongen schiet overeind. “Echt? Heb je ook cowboys gezien?”
De man lacht. “Nee, die waren er niet. Ik was bij het Sioux-volk. Zij waren aan het actievoeren…”
“Wat is actievoeren?” onderbreekt de jongen hem.
“Dan laten mensen zien dat ze het niet eens zijn met wat er gebeurt.”
“Oké, ik snap het.” De vader ziet aan zijn blik dat hij het nog niet helemaal volgt.
“Een heel groot bedrijf had besloten om een pijpleiding aan te leggen om olie te vervoeren. Die pijpleiding liep dwars door het gebied van de Sioux en zou de rivier daar vuil kunnen maken.”
“Maar dat is slecht!”
“Dat vonden de Sioux ook. En daarom voerden ze actie. Ze gingen met veel mensen naar die plek toe om te laten horen dat ze het gebied, en ook de rivier, beschermden.”
“Waarom was jij daar?”
“Ik wilde hen helpen. Maar weet je wat ze zeiden?”
De jongen schudt van nee.
“Ze zeiden: vind je oorsprong terug in Europa. Luister naar het water. Zo help je ons.”
“Huh?” De jongen kijkt zijn vader vragend aan.
“Ja, ik kon er eerst ook niets mee. Ze gaven me een verhaal mee. Het verhaal van de witte dieren.”
“Albino’s?”
De vader aait zijn zoon over het hoofd. “Luister nu maar even in stilte naar het verhaal.”
De jongen knikt ernstig.
“Lang geleden kwam er een vrouw in een witte jurk bij de Sioux. Ze noemen haar de White Buffalo Calf Woman, de Witte Bizonkalf Vrouw. Deze vrouw gaf de Sioux wijsheid en inzichten mee voor hoe ze op een goede manier konden samenleven met Moeder Aarde en al haar kinderen: mensen, dieren, planten. Ze vertelde over een bijzondere tijd van grote veranderingen. In die tijd is Moeder Aarde ziek door een verkeerde manier van leven. Ze gaat hiervan herstellen. Mensen krijgen als het zover is een boodschap van dieren. Witte dieren worden geboren. Overal in de wereld. En die witte dieren komen wat vertellen.”
De man onderbreekt het verhaal, wanneer hij zijn zoon ziet wiebelen. “Moet je plassen?”
“Nee. Straks misschien. Wat komen de witte dieren vertellen?”
“Dat het tijd is om weer op een goede manier en in vrede samen te leven met Moeder Aarde en al haar kinderen. Dat mensen van alle kleuren samenwerken en voelen dat al het leven hun familie is, en deze planeet hun moeder. De witte dieren komen nog iets anders vertellen. Moeder Aarde is ziek, heel ziek. En dat zie je terug in de natuur: aardbevingen, bosbranden, stormen en dus ook droogte en overstromingen. Tegelijkertijd is ze aan het herstellen.”
Even blijft het stil. Vader en zoon observeren zwijgend de vlucht van een buizerd boven het grasland dat zich achter het beekje uitstrekt.
De jongen onderbreekt de stilte. “Maar hoe kunnen we haar helpen om beter te worden?”
Zijn vader geeft niet direct antwoord. “Het verhaal van de witte dieren herinnert mensen aan hun oorsprong. Wie ze echt zijn en hoe ze hier horen te leven. Dat is wat de Sioux volgens mij bedoelden, toen ze zeiden dat ik mijn oorsprong moest vinden. Ook in Europa hebben ooit volken gewoond die op een goede manier met Moeder Aarde leefden. Alleen weten we dat niet meer. We zijn het vergeten.”
De jongen zet grote ogen op. “Hebben hier ook indianen gewoond?”
Zijn vader glimlacht. “Tja, wat zijn indianen? Misschien kun je iedereen die op een natuurlijke manier leeft wel een indiaan noemen.”
“Ik wil ook een indiaan worden!” De jongen springt op en danst joelend om de boomstam heen, richting het beekje. Daar pakt hij een takje op en houdt hem als een soort toverstafje net boven de droge bodem.
“Ik wil dat hier weer water komt.”
De man komt naast de jongen staan. “Kom, zullen we dat samen wensen?”
“Samen met mama daarboven?”
“Samen met mama daarboven.”
Ze pakken elkaars hand vast. “Sluit je ogen maar. We zien nu wolken boven ons. Donkere wolken. Het begint te regenen. Eerst kleine druppels, dan grotere. Kun je het voelen?”
“Ja, het voelt een beetje koud. En nat.”
“Kun je de regen ook horen?”
“Ja.”
“Het regent nu hard. Zo hard dat we helemaal nat worden. Zie je wat er gebeurt bij het beekje?”
“Ja!!” De jongen springt enthousiast op en neer. “Water, het water is terug!!”
“Open je ogen maar weer.”
Hoopvol kijkt de jongen naar het beekje. Nog steeds droog. “Wanneer komt het water?”
“Dat weet ik niet. Niemand weet dat. Maar ik weet wel dat het water komt.”

Voor hun neus landt een reiger. Een witte reiger. Hij klapwiekt met zijn vleugels, alsof hij aanstalten maakt om zich af te zetten van de grond en op te stijgen. Dan klapt hij zijn vleugels in en kijkt strak hun kant op. In stilte kijken de vogel, man en jongen elkaar aan. Zonder woorden begrijpen ze elkaar.