Iets een plekje geven

“Je moet het een plekje geven”, hoorde ik laatst iemand zeggen. Het gesprek ging over het onzekere vooruitzicht van iemand die ongeneeslijk ziek is.

Als er iets vreselijks of vervelends gebeurt in je leven, wil je hier het liefst zo snel mogelijk van af. Het doet je pijn en verdriet. In zekere zin loop je een geestelijke verwonding op. Een klap. Soms kunnen gebeurtenissen zo pijnlijk zijn dat je ze direct verdringt. Je geeft ze snel een plekje ergens in je lichaam.

Ook ik dacht jarenlang iets een plekje te hebben gegeven. Een traumatische ervaring uit een ver verleden. Ergens in het onderbewuste van mijn lichaam was die ervaring opgeslagen. Het trauma bevond zich in een kast met een aantal laden. Zo op het eerste gezicht lijkt dat toch een prima plekje zo. Netjes opgeborgen in een lade. Niemand die het ziet.

En toen ineens vloog één van die laden eruit, zonder dat ik daar zelf iets over te zeggen had. Het gebeurde gewoon. De kast wankelde en ik wankelde mee. Ik stond oog in oog met mijn trauma. Dit stukje uit het onderbewuste was nu bewust aanwezig. Maar ik had het toch een plekje gegeven? Mijn hoofd begreep er niets van.

In alle hevigheid kwamen de pijn en het verdriet los. Het stormde in mijn lichaam. Ik behandelde mezelf met reiki. Ik mediteerde. Op enig moment ging de storm weer liggen. Eerst voelde ik de leegte, daarna de ruimte. Wat een ruimte! Nu een groot deel van de ballast weg is, loop ik een stuk lichter door het leven. Alsof er iets in mij is gereinigd.

Een opbergkast in je lichaam voor pijnlijke dingen lijkt heel handig. Vrijwel iedereen beschikt over zo’n kast. En de één heeft misschien wat meer laden dan de ander. Maar je lichaam is geen opslagruimte voor dingen die een plekje moeten krijgen. Vroeg of laat valt er een lade uit. Of je hebt inmiddels zo’n enorme kast van binnen dat je lichaam uitpuilt. Net als veel rommel in je huis levert ook geestelijke rommel in je lichaam onrust op. Een kwestie van tijd voordat het aan de bel trekt of zelfs de noodklok luidt. Met klachten die je al dan niet kunt verklaren.

Je mag pijn en verdriet een plekje geven. In plaats van je lichaam hiervoor als opslagruimte te gebruiken, geef je ze direct de ruimte. Die ruimte is er namelijk gewoon. Om je heen. Elk moment van de dag, oneindige ruimte. En daar vinden ze vanzelf een plekje.